De uitdagingen van beleidscoherentie voor ontwikkeling in het kader van de Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling

<span lang='fr'>Photo de groupe des chefs d'État et des dignitaires de haut niveau participant au Sommet mondial pour le développement social à Copenhague en 1995. Photo ONU</span>
Photo de groupe des chefs d’État et des dignitaires de haut niveau participant au Sommet mondial pour le développement social à Copenhague en 1995. Photo ONU
© UN Photo

Dit advies van de Adviesraad voor Beleidscoherentie voor Ontwikkeling (CCPD-ABCO) wil ervoor zorgen dat de beleidscoherentie voor ontwikkeling, zoals gedefinieerd in de wet op de ontwikkelingssamenwerking van 2013, wordt meegenomen in de standpunten die België zal innemen op de tweede Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling (WSSD2). Deze top, die van 4 tot 6 november 2025 plaatsvindt in Doha (Qatar), op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders, is een belangrijke gelegenheid om de „uitroeiing van armoede in al haar vormen en dimensies, met inbegrip van extreme armoede” te versnellen, die door de Agenda 2030 van de Verenigde Naties (VN) wordt beschouwd als “de grootste uitdaging voor de mensheid en een onontbeerlijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.”

De Raad beveelt België dan ook aan om tussenbeide te komen:

  1. voor een coherente transversale visie op sociale ontwikkeling, rekening houdend met alle beleidsterreinen (handel, financiën, landbouw, klimaat, migratie en defensie) die van invloed zijn op ontwikkeling, en voor een versterking van de rol van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) binnen het multilaterale stelsel, met name wat betreft de rol van de internationale financiële instellingen, om te waken over het daadwerkelijke respect voor haar normen en de uitvoering van haar richtsnoeren;
  2. voor een herziening van overheidsbeleid dat in strijd is met de fundamentele arbeidsnormen,
    met de pijlers van de agenda voor waardig werk of met de normatieve actie van de IAO, waaronder waardige minimumlonen en beperking van de arbeidstijd, ongeacht de arbeidsvoorwaarden of migratiestatus;
  3. voor een geleidelijke verschuiving van het minimumloon naar een leefbaar loon om het fenomeen van de werkende armen te bestrijden, en voor de sleutelrol van collectieve onderhandelingen op dit gebied;
  4. voor een overgang van de informele economie naar de formele economie6 om zodanig het recht op sociale bescherming concreet te maken voor iedereen, gezien het recht op sociale zekerheid is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en sociale bescherming door de IAO wordt gedefinieerd in de vorm van sociale beschermings- en financieringssystemen die op lange termijn in de nationale wetgeving moeten worden verankerd;
  5. voor het besteden van bijzondere aandacht aan de uitvoering van transformatieve maatregelen ter bestrijding van alle vormen van discriminatie en uitbuiting van vrouwen en meisjes, waarbij de
    politieke visie van de Verklaring van Beijing van 1995 resoluut wordt gehandhaafd ;
  6. voor een ontwikkelingsbenadering die enerzijds de verantwoordelijkheid van bedrijven omvat voor het respecteren van de rechten van alle mensen die in hun productie- en toeleveringsketens werken en van degenen die door hun productie- en bedrijfsmodellen in ontwikkelingslanden worden getroffen; en anderzijds de rol van de staat omvat bij het ratificeren, respecteren en afdwingen van verdragen en conventies die sociale rechten tegen oneerlijke commerciële concurrentiepraktijken definiëren.
  7. ten gunste van de versterking van de banden tussen de ecologische en de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor het „leave no one behind” principe, en onder meer op basis van de richtsnoeren voor een rechtvaardige overgang naar ecologisch duurzame economieën en samenlevingen voor iedereen, zoals aangenomen door de IAO in 2015 en in 2023.